België is op een punt gekomen waarop bezinning over de essentie van beleid en overheid noodzakelijk is. De wereld is niet meer dezelfde als die van gisteren, dus gewoon verder gaan op dezelfde weg, is geen optie meer en wapent de samenleving onvoldoende voor de toekomst. En vermits de middelen beperkt zijn, zijn er keuzes nodig.

Reflectie en debat

Een reflectie en debat over de kerntaken is nodig. De behoeftenpiramide van Maslow in gedachten, kunnen we stellen dat veiligheid (defensie, civiele veiligheid politie, justitie), voedsel, gezondheid en milieu tot de kerntaken behoren. Het Belgische federalisme vertoont de merkwaardige constellatie dat de meerderheid van die kerntaken, federaal zijn georganiseerd en gefinancierd, terwijl net dat niveau is onder gefinancierd en het zwaarst moet besparen. Terwijl op hetzelfde ogenblik er in de deelstaten geregeld dingen gebeuren die, om het positief uit te drukken, als frivoliteiten zouden kunnen worden omschreven, en die op het einde van de rit altijd uitmonden in een grotere en duurdere overheid, wat de burger niet altijd ten goede komt (maar de politieke partijen zelf dan weer wel).

Op een aantal vlakken, lijkt elke vorm van urgentie en verantwoordelijkheid op dit ogenblik te ontbreken bij de politiek, zeker op regionaal niveau. Terwijl de middelen beperkt zijn en op vlak van defensie schaal belangrijk is, en net één van de grote pijnpunten in de Europese defensiepolitiek net de versnippering is, doet de politiek in België net het omgekeerde. Door een gebrek aan eenheid en onderlinge samenwerking, komen de gewesten met eigen defensieplannen en worden budgetten voor ruimteonderzoek, dat ook een belangrijke rol speelt in de moderne manier van oorlogsvoering, federaal beperkt – thans een domein waarin België een internationale reputatie heeft opgebouwd – om vervolgens op regionaal een nieuw potje met een eigen plan te creëren.

Buitenlandse handel: de Assepoester van de Belgische politiek

Een bijzonder geval is het  departement Buitenlandse Handel. Zelfs N-VA-coryfeeën geven toe, dat het Agentschap voor Buitenlandse Handel (ABH) een belangrijke rol speelt in de heropbouw van defensie, en dat ook de inbreng van het koningshuis waardevol is. Desondanks wordt het bevoegde agentschap stiefmoederlijk behandeld en is minister Theo Francken, die bevoegd is voor Defensie en Buitenlandse Handel, na nauwelijks twee maanden regeren, al niet meer tevreden met deze bevoegdheid en wil hij het federale Agentschap voor Buitenlandse Handel afschaffen. Die afschaffing heeft nochtans het regeerakkoord niet gehaald: laat ons vooral dat onzalige idee niet via de achterdeur opnieuw binnenhalen.

Des te opmerkelijker is dat Theo Francken niet zo lang geleden precies het tegenovergestelde zei in een interview met Het laatste nieuws. Hij stak toen zelfs de loftrompet over het Agentschap én over een lid van de koninklijke familie.

Deze uitlatingen en voorstellen lijken even blind en kortzichtig als het hele Brexit-circus en het handelsbeleid van Trump. Ze vertrekken vanuit ideologie, met name een nationalistische die zoveel mogelijk wil opsplitsen en regionaliseren, omwille van een vaag idee rond culturele identiteit, zonder ook maar enigszins stil te staan bij de implicaties voor economie en samenleving. Je kan je de vraag stellen, en een politicus zou zich die vraag moeten stellen, wat een opsplitsing bijdraagt aan iemands identiteit en culturele eigenheid, en minstens even belangrijk is wat de implicaties zijn op de overheidsuitgaven en de efficiëntie van bestuur. Het verleden toont helaas aan dat het op beide vlakken vaak weinig goeds brengt, en daarom kunnen we dus ook besluiten dat het opgeven van het Agentschap voor Buitenlandse Handel,  op het eerste zicht niet echt een fantastisch idee lijkt en vooral heel erg ondoordacht en kortzichtig. Al in 2001 heeft B Plus de splitsing van Buitenlandse Handel aan de kaak gesteld, onder meer op basis van een onderzoek onder ondernemers waaruit bleek dat een meerderheid van hen hierop tegen was. Ook nu pleit B Plus  om voorrang te geven aan efficiëntie,  wat in dit geval meer in plaats van minder centralisatie betekent.